Je bouwt er makkelijker mee en daarbovenop levert bouwen met biomaterialen een fijnere woning op om in te wonen, met een prettig binnenklimaat. "Het is een win-win-situatie. Alleen voor de producenten van CO2-intensieve materialen is het negatief."
Er zijn eigenlijk weinig echte redenen om hier niet de schouders onder te zetten, vindt Van de Groep. Waarom het dan nog niet breed wordt gebruikt? "Dat is cultuur. We zijn gewend aan beton, metaal en bakstenen. En er moet een hele nieuwe keten ontwikkeld worden. Nu is er nog weinig productaanbod. Dat aanbod kan alleen stijgen als er meer vraag komt, alleen kent men de mogelijkheden nog niet. Er moet dus nog veel worden gedaan aan de ontwikkeling van de vraag, tegelijk met aanbod-ontwikkeling. Als we dat spel gelijktijdig spelen dan kunnen we een goede marktcultuur creëren."
Waarom verduurzamen van materialen
Als het over verduurzamen van de bouw gaat, ligt het accent meestal op de energietransitie. Dat is ten onrechte, vindt Van de Groep. Want met het verduurzamen van materialen kan er minstens zoveel CO2 worden bespaard. "Met het maken van materialen voor de bouw wordt net zoveel CO2 uitgestoten als met het verwarmen van alle gebouwen", zegt hij. Daar valt dus nog veel te winnen en hij zet zich dan ook in voor de materialen- en grondstoffentransitie.
Als het om die transitie gaat is het volgens Van de Groep vooral belangrijk dat de partijen die grondstoffen maken en leveren met een zo laag mogelijke footprint daar ook voor worden beloond. En dat hoeft niet altijd door de overheid te worden gedaan. "CO2 is ook gewoon geld waard", zegt hij. Maar dat neemt niet weg dat de transitie geholpen kan worden door wet- en regelgeving. Daarnaast moet de cultuur binnen bedrijven veranderen, zodat er meer nadruk komt te liggen op nieuwe bouwpraktijken, samenwerkingsvormen en sociale innovatie.
CO2 is geld waard
Grote bedrijven betalen nu 85 euro per ton CO2 die ze uitstoten. Dus dat geeft mogelijkheden. Want biomaterialen van bijvoorbeeld hout, vlas, miscanthus en hennep zorgen juist voor CO2-opslag. Dat zou je kunnen belonen met hetzelfde bedrag, vindt Van de Groep. "Dan breng je een economie op gang." Die opslag kan dan weer in de vorm van credits worden verkocht en daarmee wordt het aantrekkelijk om innovatieve materialen te gaan produceren en gebruiken.
Zelf is Van de Groep voor de verplichting van zo'n systeem waarin iedereen zit. Dan zouden de grote jongens gaan betalen voor de transitie van de boeren. Maar zover is het nog niet. In het huidige verplichte systeem zitten alleen de grote producenten van bijvoorbeeld beton en staal. De producenten van biovezels doen nog niet mee. Die moeten uitwijken naar vrijwillige certificaten. Gelukkig is dat ook al een vrij lucratieve markt, vertelt Van de Groep. "Er wordt best veel betaald voor CO2-opslag en het is ook redelijk gangbaar, vooral in het buitenland."
Voor bijvoorbeeld hennep en vlaswol hebben ze certificaten ontwikkeld die worden verkocht voor 60 tot 70 euro per ton CO2. "Als je dan bedenkt dat olifantengras 24 ton CO2 opslaat per hectare, tegenover hennep 'slechts' 9 ton, dan wordt duidelijk dat dit een alternatief verdienmodel voor de agrarische sector kan zijn. Het brengt veel op, nog buiten de prijs voor het product." En vergeet daarnaast niet al die andere positieve eigenschappen van extensieve vezelteelt. Ze hebben nauwelijks stikstof nodig, geen pesticiden, wortelen diep en zijn daardoor goed voor biodiversiteitsherstel, verdroging en bodem- en waterkwaliteit."
Het is een win-win-situatie. Alleen voor de producenten van CO2-intensieve materialen is het negatief.
Gesprek tussen boeren, producenten en bouwers
Om biobased bouwen echt van de grond te krijgen moet er, zoals gezegd, een nieuwe keten komen. Daarvoor is Van de Groep bezig om mensen uit de regio's bij elkaar te brengen, boeren, producenten, bouwers en financiers. "Om te kijken of ze er uit kunnen komen. Ze kunnen met elkaar bespreken onder welke condities ze gaan telen, onder welke condities ze het gaan gebruiken en financieren. Dat heeft tijd nodig, maar het is mogelijk. Ik zie het op gang komen. Het lukt om koplopergroepen bij elkaar te brengen, we hebben er al zeven in Nederland."
Voor die groepen is er genoeg om op verder te bouwen, want er zijn in ieder geval genoeg productcombinaties te koop. "Die voldoen aan alle normen. Maar waar we vooral snel naartoe moeten is schaal. Met een grotere groep afnemers en producenten. Dan kunnen de prefab en bouwindustrie overstappen tegen geringe meerkosten. Dan wordt het gewoon onderdeel van het aanbod en hoeft de opdrachtgever er niet meer speciaal naar te vragen."
Loskomen van de traditie
Als biobased eenmaal raakt ingeburgerd, zal volgens Van de Groep ook pas echt blijken wat het potentieel is. "Nu maken we bijvoorbeeld nog wollen, zoals vlaswol en hennepwol. Dat doen we alleen omdat we glaswol gewend zijn als isolatiemateriaal. Maar in de nieuwe praktijk van in de fabriek bouwen, industrieel bouwen en conceptueel bouwen ga je ook vanzelf andere keuzes maken. Dan ga je die vezels vanzelfsprekend inblazen, zonder er eerst wol van te maken. Dat is helemaal niet nodig."
Collegereeks Innoveren in de bouw
Samen met een groot aantal andere experts spreekt Jan-Willem van de Groep tijdens de Collegereeks Innoveren in de bouw. Wil je dieper ingaan op hoe je kunt innoveren in de bouw, schrijf je direct in!